Het is eind jaren zestig wanneer de Amerikaanse schrijfster Vivian Gornick een liefdesrelatie begint met een getrouwde man. De affaire houdt twintig jaar stand, ze zijn gek op elkaar. In haar memoire The Odd Woman and the City vertelt Gornick dat de geliefde man haar op een dag voorstelt om anale seks te hebben. Ze schudt haar hoofd. De volgende dag stelt hij het opnieuw voor. Het lijkt haar nog steeds niets. ‘Maar hoe weet je dat als je het nog nooit hebt gedaan?’ murmelt hij. Gornick gaat akkoord om het een keer te proberen. ‘Nee, nee,’ zegt de man, ‘je moet het minstens drie keer doen voordat je kunt zeggen of je het wat vindt.’ Na drie keer anale seks weet Gornick het zeker: niks voor haar. Ze liggen in bed, hij duwt zijn neus in haar nek en fluistert: ‘Kom op, één keertje nog, je weet dat je het wel wil. Ik weet dat je het wel wilt.’ Een koude wind slaat om haar hart. En dan schrijft ze iets wat me lang is bijgebleven:
‘It was as though an invisible membrane had fallen between me and my lover, one fine enough to be penetrated by desire but opaque enough to obscure human fellowship. The person on the other side of the membrane seemed so unreal to me as I felt myself to be to him.’
Ze sliep nog vaak met de man, hij bleef nog lang haar geliefde. ‘But the memory of that fine, invisible separation haunted me; and more often than I like to remember, I saw it glistening as I gazed into the face of a man who loved me.’
Haar vriendinnen herkenden allen ‘het onzichtbare gordijn’ tussen hen en hun mannelijke partners waar Gornick over sprak, al hadden ze niet precies diezelfde situatie meegemaakt. De meesten haalden vervolgens echter hun schouders op, ze hadden leren leven met de momenten van vervreemding. Gornick lukte dat niet. ‘For me, it had become the pea beneath the twenty mattresses: an irritation of the soul that I could not accommodate.’
Gornicks omschrijving van deze ragfijne sluier tussen haarzelf en haar partners – een stofje zo dun dat je soms weken, maanden, misschien zelfs jaren kan vergeten dat het er is – is me dierbaar geworden. Ik heb er echt wat aan, als referentiepunt. Misschien omdat de categorische vervreemding die we als vrouwen tot mannen kunnen voelen zo’n ‘gewone’ zaak is, dat hij nauwelijks ter sprake komt.
Ik was aangenaam verrast toen ik een omschrijving van zo’n kloof in het intieme leven tegenkwam in het essay De onderwerping van de vrouw (1862), geschreven door Harriet Taylor en John Stuart Mill. Ik las het voor een feministische filosofie-avond in Amsterdam. De voornaamste focus van het boek zijn de wetten, normen en waarden die ongelijkheid tussen vrouw en man bekrachtigden in negentiende-eeuws Engeland. Maar verschillende passages gingen over de corrumpering van de liefde, de manier waarop ongelijkheid verbinding in de weg staat. Het ontroerde me, deze erkenning. Mill: ‘Zelfs wanneer er sprake is van echte liefde, belet de machtspositie van de man en de ondergeschiktheid van de vrouw dat men elkaar volledig vertrouwt […] en kan kennen.’ Wanneer mannen aan vrouwen worden gepresenteerd als de grote leiders, stellen de twee Mills, ontstaat bij de man de angst om in haar achting te dalen. Het staat kwetsbaarheid in de weg. En omgekeerd: wanneer een vrouw leert zich te schikken naar dat wat de man behaagt, zal zij niet snel laten zien wie zij is – zij zal het zelf nauwelijks weten.
Zelf hadden Harriet Taylor en John Stuart Mill een – voor die tijd zeer ongebruikelijke - gelijkwaardige relatie, die gekenmerkt werd door intellectuele uitwisseling en puppy-achtige verliefdheid, tot haar dood. Dat gelijkwaardige liefde wél bestaat – vandaag de dag al zoveel meer dan in de negentiende eeuw – moeten we dan ook nooit vergeten. Toch herkennen ook in 2024 veel vrouwen feilloos die abrupte vervreemding die soms zijn intrede doet. En wat doen we daarmee? Halen we onze schouders op? Incasseren we het als onderdeel van het leven als vrouw?
Zouden we anders zijn zonder?
Na afloop van het debat in Amsterdam kwam er een kennis aarzelend naar me toe. ‘Hele fijne avond.’ Toen: ‘Je zit hier natuurlijk helemaal niet op te wachten… maar ik worstel zo.’ Ze wiebelde aan haar oorbel. ‘Oh wacht ik heb eerst iets voor je!’ Stralend trok ze een flesje limoensap uit haar jaszak. ‘Ja, ik wilde eten in bakjes voor je meenemen, haha, maar toen dacht ik, dan ben ik weer die Iraanse meid!’ Haar lach glinsterde op haar gezicht, ebde toen weg.
‘Maar ja, ik heb het moeilijk, ik… ik ben 35 en kan eigenlijk nauwelijks een romantische verbinding aangaan met mannen, ik ben zo snel kritisch vanuit mijn feminisme.’ Ze sprak gehaast. Ze verbeterde zichzelf: ‘Nee, het is eigenlijk een hardheid… Ik… ik ben zo hard geworden. Zo cynisch.’ Ik stond te dubben wat het nou was, wat ik in haar ogen las. Ze vervolgde: ‘Ik vind het moeilijk mannen nog te vertrouwen, ik mis wie ik was toen ik nog geloofde in verbinding.’ Ik realiseerde me dat het wanhoop was. Ze liet een stilte vallen. ‘Ik mis mijn zachtheid,’ zei de vrouw die ik in dat moment zachter vond dan ik menigeen in lange tijd had gezien.
Ze overwoog de grote oversteek te maken, naar die ene grote stad, naar hopelijk groener gras. Ik zei onbeholpen iets over onderzoeken of het een vlucht zou zijn, of dat een verhuizing een oprecht verlangen zou eren. En dat je daar soms pas achter komt door het te doen. Maar dat het goed is om… Enfin.
Ik dacht weer aan Gornick, die zichzelf soms voorhield dat het werkzame leven haar vervulling en gelijkheid zou bieden. ‘Work, I said to myself, work. If I worked, I thought, pressing myself against my newly hardened heart, I’d be a person in the world. What would it matter then that I was giving up love?’
Toen het rapport van de Commissie-Van Rijn uitkwam over de misstanden bij de Nederlandse Publieke Omroep, schreef ik op Instagram dat ik blij was dat het culturele tij is begonnen te keren. Dat kranten steeds vaker koppen dat mannelijke hoge piefen ter verantwoording worden geroepen, en dat dat best aanleiding mag zijn voor een voorzichtig feministisch feestgevoel. (Ik wijdde wel een post aan de vertekening die voortkomt uit de media-focus op zulke hooggeplaatste figuren met gezichtsbekendheid; hoe het kan afleiden van de wijdverspreidheid, de gewoonheid, van seksistisch gedrag op de werkvloer.)
Maar wat moeilijker te vangen is in rapporten, zijn niet de stuitende voorbeelden van seksisme, maar de subtiele gevolgen van genderongelijkheid op onze meest persoonlijke relaties. De prijs van ongelijkheid is er niet enkel een van discriminatie, geweld en claustrofobische normen: het is helaas ook een beknotting van de intimiteit met de mannen in ons leven. En dat overstijgt de romantische liefde. Ik heb het over de sluier die bij tijd en wijle neerdaalt tussen ons en onze vaders, broers, zonen, collega’s, scharrels en ja, ook onze romantische partners. Een versluiering van menselijk kameraadschap.
Eigenlijk wacht ik sinds 2017 – toen het onderwerp van grensoverschrijdend gedrag vlam begon te vatten met de hashtag MeToo, en er een feministische Renaissance op gang kwam – op een uitdieping van dit thema. Telkens weer blijken er acutere, urgentere zaken te zijn die onze aandacht vragen. En dat is best begrijpelijk, maar zeker ook frustrerend.
Laat ik vooropstellen dat er zeer diepe verbinding mogelijk is tussen vrouwen en mannen – ik grinnik terwijl ik dit typ, want het voelt een beetje als zo’n podcast waarin open deuren quasi-diepzinnig worden besproken. Toch is het relevant te noemen, omdat het verklaart waarom het zo pijnlijk is wanneer die intimiteit wordt ondermijnd. Wanneer als vrouw de moed je in de schoenen zakt dat de ander het nooit helemaal zal begrijpen. Dat versmelting – excuseer mijn romantische inborst – een illusie is.
Rond 2017 vonden op ongekende schaal gesprekken plaats over seksueel geweld, misbruik en (micro) grensoverschrijdingen. Ik herinner me de grote geschrokken ogen waarmee mannelijke dierbaren begripvol luisterden. Hun blik was verbindend, het was troostrijk. Het was óók onthechtend. Hun schok illustreerde niet enkel hun empathisch vermogen , maar ook de massale schaal waarop de beleving van vrouwen en mannen uiteenloopt. Het illustreerde bovendien hun gebrek aan kennis over de onvrijheden van de vrouw. En dat deed pijn.
‘Gebeurt dit echt zó veel?’ Het ongemak dat ik voelde kon ik indertijd nauwelijks onder woorden brengen. De sfeer die overheerste was er een van opluchting (eindelijk praten we erover), dankbaarheid (wat fijn dat er wordt geluisterd), en boosheid (hoe de fuck was en is dit alles mogelijk). Praten over de massale vervreemding die óók onderdeel was van dat culturele moment, stond niet hoog op de prioriteitenlijst.
Wat oplettende mannen hebben onthouden, is dat vrouwen niet primair als mens door het leven gaan, maar als vrouw. Ik heb weleens gehuild van frustratie, omdat ik nooit zal weten hoe het is om enkel mens te zijn. Dat klinkt dramatisch en dat betekent niet dat ik verder geen goed leven heb. Maar we haasten ons vaak om abstract verdriet te bagatelliseren – ‘ik weet dat ik het verhoudingsgewijs goed heb, hoor, zo erg is het ook weer niet’ – alsof verdriet zijn recht om te bestaan moet winnen.
Om het grootste verdriet leren we vaak niet huilen.
Wat ik zou willen dat veel mannen beter begrepen – en misschien is het ook aan ons om dat meer aan te snijden – is dat genderongelijkheid niet enkel zit in concrete gebeurtenissen als slutshaming, aanranding of zwangerschapsdiscriminatie. Wat soms nog meer pijn doet, is dat het verweven is geraakt met onze dromen, ambities, seksualiteit en ons zelfbeeld. Genderongelijkheid is als de tatoeage die je je hele leven blijft schrobben met een schuursponsje, in de hoop dat het een opplak-tattoo blijkt.
Het is overigens natuurlijk zo dat mannen zich ook moeten verhouden tot benauwende genderverwachtingen – van kostwinnerschap en stoerheid tot fysieke idealen van spierkracht en lengte. Maar verdelingen van macht, financieel vermogen en vrijheid wijzen nog altijd op een mannelijke maatstaf.
Ik heb het hier dus over een vervreemding die zich voltrekt langs de grenzen van een ongelijkheid – in dit geval gender. Denk ook aan mensen van kleur die lange tijd – en nog steeds – hebben moeten aanhoren hoe hun witte medemens zich trots ‘kleurenblind’ verklaarde, terwijl racistische praktijken en attitudes welig blijven tieren. Of het gevoel van een ‘verbroken verbinding’ wanneer grote klassenverschillen zich opdringen in onze relaties.
Dan, een laatste illustratie. Mijn vriendin S. vertelde me onlang hoe een voormalige geliefde eens helemaal door het lint ging toen ze hem vertelde dat een jongen op de dansvloer net ongewenst haar bil had betast. Ze had gewoon even haar irritatie met hem willen delen over het voorval, maar hij wilde de jongen vinden en op zijn bek slaan. (‘Waar is ie?!?!?!?!’) ‘Hij had duidelijk géén idee hoe normaal zulke ervaringen voor me zijn, en hoe dit verhoudingsgewijs echt nog peanuts was’, vertelde ze.
Toen: ‘Het naarste was misschien wel dat het voelde alsof zijn waardigheid gekrenkt was, alsof die lullo op de dansvloer aan *zijn bezit* had durven komen. En ik denk dat hij die gekrenktheid maskeerde met een soort verwrongen ridderlijkheid.’ Alsof hij voor háár zou opkomen door die jongen een oplawaai te geven. Ze kreeg haar geliefde dit alles niet goed uitgelegd, en in plaats van dat haar eenzaamheid afnam door het allemaal te delen, nam hij toe.
Eeuwenlang was misschien het meest vernuftige aan het patriarchaat nog wel dat het was als de lucht die je inademde: vanzelfsprekend. De Amerikaanse tweede golfer Betty Friedan omschreef het in de jaren zestig zo mooi als: the problem that has no name. Pas toen ongelijkheid als probleem werd erkend, toen er taal voor werd ontwikkeld, kwam op grote schaal georganiseerd verzet op gang, groeide de solidariteit onder vrouwen en werd het onderdeel van het maatschappelijk gesprek. Inmiddels zijn we stukken verder: onze rechten én ons vocabulaire zijn flink uitgebreid.
Misschien is het nu dan tijd om een ander probleem zonder naam te benoemen, zoals Gornick deed met haar sluier; kunnen we het meer gaan hebben over de subtiele vervreemding die geboren wordt uit ongelijkheid, die onwelkome verstoring van intimiteit binnen onze meest dierbare relaties.
Las je deze nieuwsbrief graag? Wil je mij ondersteunen om mijn werk als mediacriticus en onderzoeker onafhankelijk te kunnen blijven doen? Je kan een donatie doen via deze link – een soort tikkie. Elke bijdrage, hoe bescheiden ook, is zeer welkom. Het kan eenmalig of maandelijks. Veel dank <3
Tot slot, de kranten reppen er misschien weinig over, hier kunnen wij die sluier van vervreemding natuurlijk wél bespreken. Ik ben benieuwd: is het herkenbaar, loop je er weleens tegenaan, maak ik het groter dan het is? En mijn mannelijke lezers: hoe is dit voor jullie? Praat mee in de comments!
De betoverende kunst in deze nieuwsbrief komt van de Poolse schilder Paulina Stasik. Ik zag haar werk in een galerie in Chinatown en vroeg haar via Instagram of ik het mocht verwerken in mijn nieuwsbrief: dat mocht.
PS. Voor degenen die mijn Insta-stories niet hebben gevolgd: deze nieuwsbrief heeft een tijdje op pauze gestaan in verband met de gezondheid van mijn vader. Veel dank voor jullie begrip daarvoor. Nu pak ik het weer op! Gauw weer een nieuwe nieuwsbrief, de volgende met een sloot opgespaarde lees- kijk- en luister-tips:)
Redactie: Stefanie Liebreks
Heel herkenbaar. Twee jaar terug had ik een gesprek met twee mannelijke familieleden. Ik had een mail naar mijn leidinggevenden gestuurd nav het gebrekkige beleid tegen grensoverschrijdend gedrag. Ik wilde met mijn familie bespreken hoe zij hier mee om gaan, zeker de mannen, en of zij er iets van zeggen (op de werkvloer). Voordat we aan dat gesprek uberhaupt toekwamen, kreeg ik van hen waarschuwingen over mijn tone of voice in de mail, omdat het te belerend over zou kunnen komen en het toch mijn bazen waren. Ik moest uiteindelijk huilen. Zij snapten het niet. “Ze probeerden me alleen maar te helpen”. Ze zeiden het niet, maar ik voelde dat ze vonden dat ik overdreven reageerde. Ik vond de woorden niet om te vertellen wat me zo raakte, maar het is dit membraam. De vervreemding. Ik voelde me zo eenzaam. Op de terugweg in de trein zat ik in een lege coupé. Een man kwam schuinachter me zitten en begon zich af te trekken. Helaas niet de eerste keer dat ik dit meemaakte. Toch bleef ik te lang zitten. Uit schrik. Uit ongemak. Uit… beleefdheid raar genoeg. Toen ik eenmaal in een vollere coupé zat, was ik boos op mezelf dat ik niet sneller en harder had gehandeld en beter voor mezelf was opgekomen. Slechte feminist. Naarmate de rit vorderde, verspreidde mijn boosheid naar het onbegrip van mijn mannelijke familieleden. Dit soort situaties maken zij niet mee, dus geen wonder dat ze het over mijn toon hebben en mijn reactie overdreven, te direct en te belerend vinden. Ze hebben geen idee hoe het is om een vrouw te zijn. Ik realiseerde me dat zij dit nooit echt zullen begrijpen. Ookal zou ik hen de volgende dag over het trein incident vertellen (wat ik ook heb gedaan). Door deze nieuwsbrief snap ik nu dat ik het wél met hen over die eenzaamheid kan hebben. De teleurstelling die ik voelde, de vervreemding en waar dat vandaan komt. Dank dat je dit onderhuidse genadeloze beestje een naam hebt gegeven.
Mooi en interessant. Ik weet niet of ik het (persoonlijk) zó direct herken, en het was grappig om te merken dat ik bij de opsomming met 'vader' dacht: nee, dat is (echt) anders. Maar goed, dat is mijn particuliere ervaring natuurlijk.
Gister moest ik voor iets in de binnenstad zijn, en werd daar overvallen door groepen jongens, mannen, die op allerlei manieren zo veel te veel ruimte innamen. Zulk potsierlijk gedrag vertoonden (twee pubers die zonder blikken of blozen een zonnebril van 1400 euro aftikten, in briefjes van 50 euro - groepje toeristenjongens die 'grappig' vechtend alle aandacht naar zich toetrokken in een winkelstraat, geschreeuw op de pont) - en het overviel me hoe vervelend ik 'mannen' vond, zo met z'n allen, in die publieke ruimte. Dat was alleen geen dun membraan, maar gewoon de botte bijl van genderverschil. Geen direct schadelijke ongelijkheid uiteraard, maar toch. Het irriteerde me meer dan anders, dat vond ik opvallend. (Het heeft precies niks met de intieme relaties te maken, maar ik dacht er toch aan door de vrouw die je vertelde dat ze zich 'verhard' voelde - dat was ook hoe ik het ervaarde gister: en iets wat ik niet wil!!)